maandag 16 april 2012

Tijd nemen om te treuren

Afscheid nemen van iemand die (of iets dat) je vertrouwd en dierbaar is, gaat je niet in de koude kleren zitten. Voor veel mensen is het daarom niet gemakkelijk het vertrouwde beeld los te laten van de kerk, die in de samenleving een min of meer vanzelfsprekende plaats had. De gewijzigde realiteit vraagt om een aanpassing, die wellicht vergelijkbaar is met het rouwproces dat mensen moeten doormaken bij het overlijden van een geliefde.

Rouwen is hard werken. Het verwerken van het verlies van een dierbare vraagt gemiddeld zo'n jaar of twee. Die tijd heb je nodig om de nieuwe realiteit en het schrijnende gemis een plaats te geven. Daarbij doorloopt de rouwende mens verschillende fasen van verwerking, zo hebben we geleerd van Elisabeth Kübler-Ross. Deze fasen zijn in zekere zin ook van toepassing bij het loslaten van het beeld van de kerk als volkskerk.

Ontkenning

De eerste fase wordt gevormd door het psychologische afweermechanisme van de ontkenning. Gedachten als 'het kan niet, het is niet waar' helpen ons om de rauwe pijn op een afstand te houden. In deze fase kan de waarheid heel voorzichtig, beetje bij beetje worden toegelaten, tot men onder ogen ziet wat de harde realiteit is.
Het afscheid nemen van het beeld van de volkskerk zal door de meeste mensen nauwelijks ontkend kunnen worden. De lege kerkbanken spreken voor zich. Toch kan het verzet tegen dat afscheid zich soms nog uiten in opmerkingen als 'het zal mijn tijd wel duren'. Ook de weigering het eigen kerkgebouw op te geven, ondanks een begroting die maar niet rond te krijgen is, geeft uiting aan het ontkennen van de werkelijkheid.

Protest

Wanneer de werkelijkheid niet langer ontkend kan worden, krijgt het verzet ertegen een ander karakter. Men gaat protesteren en soms ook zijn woede uiten. De woede om het verlies van een dierbare kan zich richten tot de brenger van het slechte nieuws. Ook de waarom-vraag wordt in deze fase vaak gesteld: 'Waarom overkomt ons dit? Waarom laat God dit toe?' Daarnaast is te constateren dat de schuld van het gebeuren (ten onrechte) bij anderen wordt gelegd: de arts die geen juiste behandeling heeft gegeven, professionals die niet adequaat gehandeld hebben. Ook in deze fase wordt geprobeerd de pijn en het verdriet op afstand te houden, want men vindt dat het afscheid volkomen ten onrechte is.
Het loslaten van het vertrouwde kerkbeeld roept eveneens protest op. Waarom laat God toe, dat dit gebeurt? Als mensen nou eens wat minder tv zouden kijken... De nieuwe en ongewenste situatie wordt soms toegeschreven aan de individualisering, aan de toegenomen welvaart, aan de te drukke agenda van mensen ... Men is in deze fase niet bereid om de realiteit van de kleinere aantallen toe te laten of te accepteren dat wellicht ook een andere houding nodig zou kunnen zijn bij de 'achterblijvers'.

Onderhandelen

Als het verlies niet meer te ontkennen is, wordt vaak een poging gedaan om terug te winnen wat (of wie) men is kwijt geraakt door te proberen aan bepaalde (zelf gestelde) voorwaarden te voldoen. Dat kan velerlei vormen aannemen: men kan een niet gewenste scheiding 'ongedaan maken' door een marathon te gaan lopen. Of men kan de dood van een geliefde 'overwinnen' door de eigen dood uit te stellen tot de geboorte van een kleinkind. Hoe dan ook, er wordt een 'tegenaanval' georganiseerd, die het verlies moet compenseren.
Ook in kerkelijke kringen hoor je soms opmerkingen, die sterk doen denken aan de onderhandelingsfase. Als we nu eens een flinke publiciteitscampagne zouden opzetten, als we maar eens heel intensief zouden gaan bidden, als (misschien wel de meest gevaarlijke) er weer eens oorlog zou komen, dan kwamen de mensen wel weer naar de kerk. Ik zal de laatste zijn om de waarden van goede publiciteit en van het gebed te ontkennen, maar in dit kader dienen ze enkel om het verloren goed - of althans het eigen beeld dat men daarvan heeft - terug te krijgen. Daardoor wordt de harde realiteit ontkend en het zicht verhinderd om tot een nieuw en bevrijdend perspectief te komen.

Depressie

Wanneer elk van de bovenstaande strategieën zonder succes blijven, treedt er meestal een depressieve fase op, waarin de rouwende zich machteloos voelt. Het gebeurt dan wel, dat iedere vorm van contact met anderen wordt vermeden. Soms kunnen mensen in deze fase naar middelen grijpen, die het gevoel van pijn en leegte afdempen (alcohol, slaap- of kalmeringsmiddelen, drugs).
De machteloosheid en de moedeloosheid zie je ook wel terug bij mensen, die de nostalgie naar 'betere tijden' van de kerk niet opzij kunnen zetten. Men verheerlijkt de grote aantallen van het verleden, maar ziet geen kans om in het heden nog moed te putten uit het (wellicht nauwelijks zichtbare) positieve dat nog wel beschikbaar is. Een terugtrekken in de eigen kring, of soms ook het met een lichte vorm van jaloezie kijken naar kerkgemeenschappen of evenementen die nog wel grote aantallen mensen bijeenbrengen, kan een signaal zijn van deze depressieve toestand.

Aanvaarding

Na verloop van tijd ziet de rouwende mens, dat het verdriet niet te bestrijden is, maar dat het een plaats moet krijgen in het eigen leven. Het hoort er wezenlijk bij. Daarmee is het niet weg, maar het wordt geaccepteerd, zij het niet zonder moeite of strijd. Door de aanvaarding ontstaat ruimte om toe te komen aan nieuwe perspectieven of nieuwe initiatieven. Wie een dierbare heeft verloren door de dood, kan in deze fase weer plannen gaan maken om het eigen leven nieuwe inhoud te even, maar nu zonder de fysieke aanwezigheid van de geliefde.
Wanneer we accepteren, dat de pijn om het verlies van een dierbaar kerkbeeld wezenlijk hoort bij de hedendaagse geloofsbeleving, wanneer we dus toelaten dat er gerouwd mag worden om wat niet meer terugkomt, dan kunnen er nieuwe kansen en nieuwe inzichten ontstaan, die de mogelijkheid bieden om met nieuwe moed een plaats te geven aan geloof en kerk in de hedendaagse samenleving. Anders dan voorheen, maar zeker niet zonder betekenis.

Deel van het leven

En misschien kan daarbij ook het inzicht helpen, dat de waarde van de evangelische boodschap niet afhankelijk is van de ondersteuning door grote aantallen. De intrinsieke waarde van het evangelie is juist, dat pas door het aanvaarden van de dood nieuw leven kan ontstaan. En wellicht hebben we in de huidige tijd precies dit uit het oog verloren: dat de dood aanvaard moet worden als een deel van het leven. Ook de mislukking, de teleurstelling, de tekortkomingen, het onvoltooide, het onbereikbare, kortom alles wat afbreuk doet aan ons beeld van het ideale leven, zullen we moeten leren accepteren als een deel van het leven. Pas dan kan iets nieuws ontstaan, dat op een verfrissende wijze betekenis geeft aan geloof en kerk.
Ik kan alleen maar bidden, dat dit bevrijdende inzicht ons gegeven mag worden door Gods genade.

zaterdag 7 april 2012

Een spirituele route

We leven in een wereld, waarin veel wordt gezien als 'maakbaar'. En het kan niet ontkend worden, dat het menselijk vernuft veel technische vooruitgang heeft gerealiseerd. Ook ik maak er dankbaar gebruik van. De maakbaarheid van de werkelijkheid en de 'groeifactor' (bijvoorbeeld van de economie) zijn echter twee aspecten, die in het zoekproces van krimp als kans geen allesoverheersende rol spelen.

Ik ga ervan uit dat het zoeken naar nieuwe wegen voor geloof en kerk allereerst een spirituele zoektocht zal zijn. Niet de organisatorische vragen zullen leidend zijn voor de route die gevolgd moet worden, maar het vermogen om in de basale realiteit van alledag mogelijkheden te ontdekken, die ons zicht geven op onze bestemming. Van de pastor/voorganger vraagt dit de vaardigheid om zich op een authentieke manier te ontwikkelen als een geestelijk leider.

De VPW Nederland (Beroepsvereniging van r.-k. pastores) heeft het Geestelijk leiderschap sinds enkele jaren tot kern van de pastorale beroepsuitoefening bestempeld. Onlangs is er een brochure verschenen met de titel 'Mijn ziel verlangt' (bestellen kan hier). Daarin schrijft emeritus hoogleraar Tjeu van Knippenberg wat hij verstaat onder geestelijk leiderschap:
Geestelijk leiderschap is erop gericht
mensen bij elkaar te brengen om samen
zicht te krijgen op hun bestemming,
hen te inspireren in het realiseren van die bestemming
en de condities ervoor te scheppen.
Van Knippenberg werkt ieder van deze elementen verder uit. Ik probeer dat kort weer te geven.

  • bij elkaar brengen gaat over het leggen van verbindingen, die deels al voorhanden zijn, maar deels ook nog gerealiseerd moeten worden. De relaties komen tot stand op basis van een gedeelde spiritualiteit
  • zicht krijgen op bestemming: de prediking van Jezus is gericht op het naderbij brengen van Gods koninkrijk, d.w.z. op het realiseren van een bezield verband. 'Wij maken het niet, maar kunnen er iets van gewaar worden in tekens', aldus de schrijver. In tekens wordt de onderliggende betekenis van de werkelijkheid zichtbaar. 'Om die waar te nemen moet je reframen, veranderen van perspectief, de gewone manier van kijken bijstellen.
  • inspireren: de geestelijk leider moet gefocust zijn  op het buitengewone in het gewone. Hij/zij moet mensen inspireren tot aandachtige waarneming.
  • condities scheppen: 'Hoe hooggestemd het ideaal van geestelijke leiding ook klinkt, het laat zich slechts realiseren via de tastbare wereld waarvan wij deel uitmaken, en wel via goed management. ... Planning, met in het verlengde de uitvoering, de controle en de bijsturing daarvan, zijn essentiële onderdelen van leiderschap.'
Kenmerkend voor deze omschrijving vind ik, dat de basale realiteit zowel beginpunt als eindpunt is, als het ware de omsluiting van wat in het hart staat: namelijk het zicht krijgen op de bestemming en het inspireren. Dat betekent dat we de realiteit van de krimp niet rechtstreeks kunnen aanpakken, maar slechts via de omweg van het bijstellen van de gewone manier van kijken en het inspiratie vinden in dat reframen.

Deze route is in essentie een spirituele route.

maandag 2 april 2012

Niet het getal, maar de kwaliteit telt


We gaan een andere tijd tegemoet. In de kerk hebben we het perspectief van de grote aantallen achter ons gelaten. Dat vraagt een enorme aanpassing. Deze krimpsituatie wordt vaak ervaren als een doemscenario. Maar het is eigenlijk heel verfrissend om daar op een andere manier tegenaan te (leren) kijken.
De krimp dwingt ons niet alleen om op een creatieve manier te zoeken naar nieuwe mogelijkheden om ons geloof te beleven. Deze nieuwe situatie geeft ons ook de kans om ons af te vragen, waar het in de kern om gaat met ons geloof. Niet de aantallen spelen daarbij de belangrijkste rol, maar de inhoud en de kwaliteit van ons geloof. Kunnen we bijvoorbeeld laten zien, dat we onze kracht vinden in kleinschaligheid? Kunnen we laten zien, dat de boodschap van liefde en verzoening ook – of misschien wel juist – vandaag de dag belangrijker is dan ooit? Kunnen we laten zien, dat ons vertrouwen in Gods richting groter is dan het vertrouwen op de maakbaarheid van de samenleving? Kunnen we laten zien, dat het werken aan gemeenschappelijkheid meer oplevert dan de voortgaande individualisering?
Kortom: tegen de stroom in durven roeien, tonen dat we over een lange adem beschikken, en de krimp benutten als een enorme uitdaging waarin we getest worden op ons geloof en op onze geloofwaardigheid – in het vertrouwen dat we met kwaliteit verder komen dan kwantiteit.