maandag 4 februari 2013

Bescheiden, maar vooral geïnspireerd

Bezoek aan de Doopsgezinde Gemeente Walcheren

Er zijn te weinig liturgieboekjes. Het aantal bezoekers heeft de verwachtingen aardig overtroffen. De kerk van de Doopsgezinde Gemeente Walcheren in Middelburg telt ongeveer 140 zitplaatsen, waarvan er op zondag 3 februari 2013 bij benadering 60 in gebruik zijn. Het is aannemelijk dat de hoge bezettingsgraad van 43% mede te danken is aan de omstandigheid, dat tijdens deze kerkdienst de Watersnoodramp van 1953 wordt herdacht. Deze dramatische gebeurtenis heeft in het Zeeuwse na 60 jaar nog steeds een grote impact. Het is daarom niet verwonderlijk, dat in de dienst vanuit gelovig perspectief wordt nagedacht over de vraag: 'Waar was God in de ramp?'

Openheid voor God

Ds Leuny de Kam
Met gezangen uit het Liedboek van de Kerken en uit de bundel Tussentijds, met meditatieve muziek op orgel en trompet, met persoonlijke herinneringen aan de ramp van gemeentelid ('broeder') Theo Schelhaas - destijds twaalf jaar oud - , met beelden uit het Polygoonjournaal en met een verkondiging door ds Leuny de Kam, waarin ze de kerkgangers uitnodigt in de rampspoed van het leven de openheid voor God te blijven zoeken, wordt de thematiek op een voor de Doopsgezinde traditie herkenbare wijze uitgewerkt: ondogmatisch, met respect voor andere opvattingen en appellerend aan de eigen kritische ratio van de aanwezigen. De uitnodiging om vooral zelf je eigen opvattingen te verhelderen (ook waar we als mensen te maken krijgen met natuurrampen, ernstige ziekte of tegenspoed in andere zin), wordt in deze kleine gemeente waargemaakt in het gesprek, dat na de dienst tijdens de koffie op gang komt. Piet, die zoals meestal het gesprek leidt, daagt de aanwezigen uit te reageren op de verkondiging van Leuny. De vraag naar het vertrouwen op God in moeilijke omstandigheden wordt van alle kanten becommentarieerd.

Aan het gesprek mag ik bijdragen door op te merken, dat - juist in situaties waarin we God ervaren als afwezig - ons verlangen naar diezelfde God een teken van ons geloof is, tegelijk breekbaar en krachtig. Het sluit aan bij een gedachte uit de verkondiging van Leuny, waarin zij heeft aangegeven dat God steeds in de weer is om mensen te verleiden zich aan hem toe te vertrouwen. God dwingt ons niet, maar dingt naar ons. Ons verlangen naar God, met name wanneer wij hem niet ervaren, is herkenbaar in de kruiswoorden van Jezus: 'Mijn God, waarom heb je mij alleen gelaten?' (Mc 15,34) en - nauw daarmee samenhangend - 'In jouw handen beveel ik mijn geest.' (Lc 23,46)

Bescheiden positie

Dan wordt er ruimte gemaakt in het nagesprek, zodat ik de misschien wel belangrijkste vraag van mijn studieverlof kan voorleggen aan de aanwezigen: levert het voordelen op, dat je als kerk - en in het geval van de Doopsgezinde Gemeente als kleine geloofsgemeenschap - in de marge van de hedendaagse samenleving staat? Een van de aanwezige dames sluit aan bij mijn eerdere opmerking over het verlangen door aan te geven, dat juist in de marginale positie het verlangen om iets voor anderen te willen betekenen wellicht sterker aanwezig is dan in 'het centrum'. Iemand anders wijst erop, dat in de marge 'de menselijke maat' meer tot zijn recht kan komen: kleine gemeenschappen zijn immers overzichtelijker - en dus zijn ook de communicatielijnten korter - dan gemeenten van, zeg, meer dan 1000 mensen. Van de andere kant wordt erop gewezen, dat ook in kleine geloofsgemeenschappen nauwelijks of geen jongeren zich betrokken voelen; dat maakt je marginale positie ook kwetsbaarder.

Lange Noordstraat 62, Middelburg
Verder wordt naar voren gebracht, dat je in de marge minder gemakkelijk in 'de valkuil van de macht' terecht komt. Je hebt niet zoveel te verdedigen, en daardoor heb je ook niets hoog te houden. Je bent, zo zegt weer een ander, makkelijker in staat om het voortouw te nemen of om als bruggenbouwer te fungeren. Zo wordt erop gewezen, dat bijvoorbeeld het Kinderwetje uit 1874 van de liberale politicus Samuel van Houten (opgegroeid in een doopsgezind milieu) en de oprichting in 1784 van de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen door Jan Nieuwenhuizen (doopsgezinde predikant te Edam) uitingen zijn van feitelijke maatschappelijke en politieke invloed vanuit de doopsgezinde traditie. Tenslotte wordt ingebracht, dat - wanneer een kleinere groep zich maatschappelijk gezien meer in de zijlijn bevindt - er een sterkere drive is om als groep staande te blijven, en er dus ook een sterkere motivatie is om iets voor de directe omgeving te willen betekenen.

Geïnspireerd

Over het algemeen lijken de mensen, met wie ik deze zondagmorgen in  gesprek ben, weinig last te hebben van de positie van hun kerkgemeenschap in de marge van de samenleving. Misschien worden de voordelen van een plekje in de maatschappelijke zijlijn wel mede verklaard door de principiële mondigheid en de niet-hiërarchische structuur binnen de Doopsgezinde kerkgemeenschap. De gelijkwaardigheid van de broeders en zusters geldt immers niet alleen voor henzelf, maar principieel voor alle mensen. Deze geïnspireerde visie wordt nog eens uitdrukkelijk geformuleerd op de website van de Doopsgezinde Gemeente Walcheren: 'Als Doopsgezinde gemeente zijn wij te kenschetsen als een ondogmatische geloofsgemeenschap. Wij zijn bescheiden in aantal. Dat is voor ons echter geen belemmering om geïnspireerd bezig te zijn zowel binnen de gemeente als daarbuiten.'

2 opmerkingen: