Interview
met ds Aarnoud van der Deijl
Enkele dagen voor zijn afscheid op 26
augustus 2012 als predikant van de Protestantse Gemeente Oost-Souburg
vindt Aarnoud van der Deijl nog tijd om met mij van gedachten te
wisselen. Het is voor hem een hectische tijd, want behalve allerlei
zaken rondom de afscheidsdienst moet ook de verhuizing naar Hoofddorp
in goede banen worden geleid.
We blijken een interesse te delen, die
ons – op het scheiden van de markt, zou je kunnen zeggen – sterk
verbindt, maar die we niet eerder hadden kunnen uitwisselen. In
zekere zin is het jammer, dat het contact niet eerder tot stand
gekomen is. Anderzijds lopen de dingen vaak, zoals ze moeten
lopen. Er zijn mensen die dat voorzienigheid noemen.
Studieverlof
In
mei en juni 2011 heeft Aarnoud zijn studieverlof gewijd aan de vraag
'Is de kerk nog nodig?' Uitgaande van de constatering, dat nogal wat
mensen zeggen wel te geloven, maar daarvoor de kerk niet nodig te
hebben, is hij op zoek gegaan naar de contouren van een kerk van de
toekomst. Op basis van a) bijbelse en b) cultuurhistorische gegevens,
van c) een beschrijving van de huidige maatschappelijke status van de
kerk en van d) een theologisch perspectief over de kern van de
beweging die Jezus op gang bracht, komt hij tot enkele conclusies. De
kerk van de toekomst wordt vermoedelijk gekenmerkt door:
- het zich ten dienste stellen van het Koninkrijk van God; daarbij zal ze de innerlijke beleving willen stellen boven de uiterlijke vormgeving;
- het erkennen van de mondigheid van de hedendaagse mens;
- een grote mate van veelkleurigheid; zij zal in de geïndividualiseerde samenleving moeten zoeken naar verbondenheid tussen mensen;
- minder een instituut te willen zijn en meer een beweging; zij zal daarom simpel en duurzaam moeten willen zijn.
Aarnoud heeft ook enkele pioniersplekken, huisgemeenten en
kloosterachtige kerkgemeenschappen bezocht om te achterhalen, of er
al iets zichtbaar wordt van de kerk van de toekomst. Op ieder van
deze plekken zijn bepaalde kenmerken, zoals hierboven genoemd, beter
zichtbaar dan andere.
Concluderend
schrijft hij: 'De kerk als beweging van mensen die op zoek zijn naar
Gods koninkrijk, die de vrede zoeken voor de stad of het dorp waar ze
wonen, waar iedereen welkom is – zo'n kerk lijkt mij hard nodig om
te kunnen geloven! Dus inderdaad niet de kerk waar je op zondag of
met de kerst naar toe kan, maar de kerk die je bent.' Of in een
Engelse one-liner: Don't
go to church – be the church.
Innerlijk en uiterlijk
Op
basis van dit verslag, hierboven (te) bondig samengevat, ga ik met
Aarnoud in gesprek. Allereerst over de spanning tussen innerlijke
beleving en uiterlijke vormgeving, tussen inspiratie en organisatie.
'Voor de geloofsbeleving,'
zegt Aarnoud, 'is het instituut soms een hinderpaal. Wat mensen aan
hun geloof beleven, laat zich niet altijd in regels of voorgeschreven
vormen vastleggen. Anderzijds kun je ook niet helemaal zonder enige
vorm van organisatie of institutionalisering. Je ziet bijvoorbeeld
wel, dat een kerkelijke gemeente een tijd op vrijwilligers moet
draaien, omdat er geen predikant beschikbaar is. In zulke situaties
wordt het gemis aan een beroepskracht op den duur wel degelijk
gevoeld. En eerlijk is eerlijk: ik merk ook zelf, hoe de zuigkracht
van het dagelijkse werk soms verhindert, dat ik voldoende toekom aan
het inspirerende deel van mijn werk.' Aarnoud refereert aan een
boekje van Johan ter Beek, Heerlijk
eenvoudig,
waarin suggesties worden gedaan om te ontsnappen aan deze soms
verlammende zuigkracht.
Verder wijst mijn gesprekspartner erop, 'dat ook de theologische
opleidingen misschien een andere insteek zouden moeten kiezen. Niet
alleen opleiden tot predikant of pastor, maar ook ruimte maken voor
een andere, zeg maar maatschappelijke beroepsuitoefening. Zelf geef
ik naast mijn predikantschap ook les aan de PABO-opleiding aan de
Hogeschool Zeeland (HZ). De wisselwerking tussen deze twee werkvelden
is heel inspirerend – over en weer. Ik kom op de HZ in aanraking
met jonge mensen, die zich niet verbonden voelen met de kerk, maar
die wel heel inspirerend zijn in de manier waarop ze met hun studie
en beroepsvoorbereiding bezig zijn. Sommigen van hen staan, zou ik
willen zeggen, gelovig in het leven, zonder dat ze naar de kerk
komen.'
Een andere beweging
We komen te spreken over de spanning tussen vloeibare innerlijkheid
van de geloofsbeleving en de gestolde massa, die zichtbaar kan worden
in het kerkgebouw. 'Toch,' maakt Aarnoud aan de hand van een
voorbeeld duidelijk, 'kun je daar soms op een creatieve manier mee
omgaan. Zo is er in 2007 de Stichting Vrienden van de Historische
Kerk Souburg opgericht. Het eigen kerkgebouw van de Protestantse
Gemeente wordt door deze Stichting ook voor andere dan louter
kerkelijke doeleinden ingezet: burgerlijke trouwplechtigheden,
culturele activiteiten, symposia en vergaderingen. Het batig saldo
(vorig jaar rond de € 10.000,-) kan gebruikt worden voor het
onderhoud van het gebouw. Ook mensen die niet de kerkdiensten
bezoeken, maar wel het historische gebouw in het dorp willen
behouden, dragen bij aan de Stichting.'
'Daarnaast hebben we,' gaat hij verder, 'een laagdrempelig aanbod
voor kinderen onder de naam Praatpaal. We willen de mogelijkheid
bieden om verlieservaringen te verwerken: met verhalen, spelvormen,
eenvoudige tekeningen maken. Enkele moeders, die voor het overige
buiten “de kerk” staan, haken daar spontaan op in. We hebben geen
enkele bedoeling tot evangelisatie, maar het gaat puur om het
aanbieden van pastoraat in de vorm van rouwverwerking. En dan zie je
dus, dat je soms andere, onvermoede kansen kunt benutten om iets van
de evangelische boodschap present te stellen: niet pretentieus, maar
wel heel essentieel.'
Eigenlijk
gaat het hier om een wezenlijk andere
beweging dan de gebruikelijke. In plaats van allerlei acties te
verzinnen, waardoor mensen naar de kerk komen, wordt op deze wijze
geprobeerd van de kerk uit naar de mensen te gaan. De come-structure
wordt vervangen door de go-structure.
Present willen zijn, aanwezigheid, is in deze opvatting een
belangrijk gegeven.
Aanwezig zijn
Een
collega van Aarnoud, Wim Beekman, heeft dat in diens studieverlof
benadrukt en uitgewerkt in een verslag met de titel Leve
de dorpskerk.
'Daarin wordt aangegeven,' vertelt Aarnoud, 'dat de statistieken
laten zien: er is een bodem bereikt in de ontkerkelijking. 30% van de
Nederlanders blijft zich gelovig noemen, al gaan niet al die mensen
naar de kerk. En daarom moet, misschien juist
in de dorpen, de kerk present blijven. Samenvoegen van enkele
dorpskerken lijkt
dan wellicht efficiënt, maar mensen gaan niet gemakkelijk met de
auto vijf of tien kilometer verderop naar een kerk, die zij niet als
hun eigen kerk beschouwen. De vertrouwde kerk moet zichtbaar blijven,
ongetwijfeld in een “lichte” vorm, maar wel present.'
Het
enthousiasme van Aarnoud wordt goed voelbaar als hij vertelt over een
studiebezoek aan Engeland, waar in de Anglicaanse kerk een beweging
gaande is onder de naam Fresh
expressions of Church:
'Een predikante op het platteland voelde goed aan, hoe de mensen er
leefden met de seizoenen; zij begon “seizoensdiensten” aan te
beiden, die gaandeweg steeds meer mensen trokken. Inspelen dus op wat
er leeft onder mensen. Op andere plaatsen worden “pub-diensten”
gehouden; het middaguur blijkt voor veel mensen aantrekkelijk te
zijn. Je moet dus soms het oude durven loslaten, om tot nieuw elan te
komen.'
'En
belangrijk is ook in te zien,' zegt Aarnoud, verwijzend naar het boek
van Henk de Roest Een
huis voor de ziel,
'dat er niet slechts één antwoord is op de vraag hoe de kerk van de
toekomst er uit zal zien. Antwoorden zijn altijd afhankelijk van de
context waarin de vragen worden gesteld. En ook van belang: past het
antwoord bij mij?
Kan ik als voorganger mij vinden in de suggesties en ideeën van
gemeenteleden die naar voren worden gebracht?'
Het
erkennen van de mondigheid van kerkleden en zinzoekers is een ander
belangrijk kenmerk van de kerk van de toekomst, heeft Aarnoud in zijn
verslag onderstreept. Ik versta dat als het stellen van het gesprek
boven de leerrede, de dialoog boven het eenrichtingsverkeer van de
verkondiging. Hij bevestigt, 'dat het van groot belang is om mensen
aan te spreken op hun mondigheid. Nou is de liturgie misschien niet
de meest geëigende plek om de dialoog te bevorderen. Maar het zit
hem wellicht meer in de manier
waarop
je kerk bent met elkaar. Zo volgen we nogal eens de ingesleten
gewoonte om voor het kerkelijke vrijwilligersbestand mensen te zoeken
bij bepaalde taken. Maar het zou heel verfrissend zijn om dit om te
keren: taken zoeken bij mensen. Zo is er in Willow Creeck Church
(Chicago) een aantal automonteurs dat zich aanbood om
vrijwilligerswerk te doen. Hun specifieke vaardigheid bestond in het
onderhouden van auto's. Binnen de kerkgemeenschap konden ze hun
diensten inzetten voor gescheiden moeders die voor hun
levensonderhoud en dat van hun kinderen afhankelijk waren van hun
auto, maar eigenlijk het geld niet hadden om reparaties te betalen.
Dat is eigenlijk een hele mooie vorm van Don't
go to church, be the church.'
Gevraagd
naar kansen binnen de eigen gemeente om iets zichtbaar te maken van
de kerk van de toekomst, vertelt Aarnoud over een initiatief van de
diaconie. Inspelend op het rapport Armoede
in Zeeland
heeft de diaconie een tijdlang in de kerk twee maal per jaar een
spreekuur gehouden. Mensen werden door ter zake kundige vrijwilligers
geholpen bij het invullen van formulieren en het beantwoorden van
vragen, waar ze niet goed mee uit de voeten konden. Zo kwam de
diaconie ook mensen op het spoor, die een kerstpakket heel goed
gebruiken konden.
Ook
is er geprobeerd – en een mooie periode met succes! – om een kerk
van
(dus niet voor)
jongeren tot stand te brengen. Bijeenkomst één keer per maand op
zondagavond, contacten met de partnergemeente in oostelijk Duitsland,
maaltijden organiseren voor goede doelen – het was allemaal heel
verfrissend.
Nieuwe energie
In
de auto terug naar huis, voel ik hoeveel nieuwe energie het geeft om
met een gelijkgestemde te spreken over zaken die perspectief en
toekomst bieden. Er is geen garantie op die toekomst, maar wel een
mooie kans wanneer je samen op weg durft te gaan naar een kerk die je
samen bent.